e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

Gevonden: 2172
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bomen bomen: bø̜̄jmǝ (Stramproy), een stuk opzetten: ǝn støk opzętǝ (Stramproy), opdraaien: opdrɛjǝ (Stramproy), verbomen: vǝrbōmǝ (Stramproy) De geschoren ketting gelijkmatig met behulp van de effenaar, het boomhout, de boomstok enz. op de kettingboom winden. [N 39, 63; N 39, 74b] || Het diepe gedeelte van de groeven, het bodemsel, scherpen. [N O, 34f] II-3, II-7
bomgat, spongat boesgat: būs˲gāt (Stramproy), spongat: spongāt (Stramproy) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bont en blauw slaan bont en blauw slaan: bunt ɛn blaouw gəslāgə (Stramproy) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte kraai grijze raaf: gries raaf (Stramproy) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
boodschappenmand boodschappenmand: buǝtšapǝmanj (Stramproy), korf: kø̜rǝf (Stramproy), winkelkorf: weŋkǝlkø̜rǝf (Stramproy) Hengselmand waarmee de boodschappen worden gedaan. [N 20, 50; N 40, 111; N 40, 113; N 40, add.; monogr.] II-12
boog boog: bo.ch (Stramproy) boog [RND] III-3-2
boom (alg.) boom: boͅu̯m (Stramproy), boompje: buimke (Stramproy), buim (mv.): buim mv (Stramproy) boom [RND] III-4-3
boomgaard bongerd: boŋərt (Stramproy), fruitbongerd: frøͅi̯t˂boŋərt (Stramproy) I-7
boomgleuf gleuf in de garenboom: glø̄f en dǝn gārǝnbōm (Stramproy) Gleuf in de kettingboom waarin de roede past. [N 39, 29f] II-7
boomkruin kruin: kroene mv (Stramproy) boomkroon III-4-3