e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vinger vinger: vinger (Stramproy, ... ), viŋər (Stramproy) vinger [DC 01 (1931)], [RND] III-1-1
vingerlid vingerlid: vingerlid (Stramproy) (vinger)kootje [DC 01 (1931)] III-1-1
vink bokvink: bòkvink (Stramproy), vink: mv.  vinke (Stramproy) Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] || vink III-4-1
visvangmand kandel: kānjǝl (Stramproy) Gevlochten, fuikvormige mand waarmee vis, en dan met name paling, gevangen wordt. [N 40, 103] II-12
vitskoord touwtje: tǫwkǝ (Stramproy) Het koord aan weerszijden van de vitsroede om het dradenkruis in de twisten of gangen vast te houden. [N 39, 64b] II-7
vitsroede roede: (mv)  rōj (Stramproy) De roede plus koord, die bevestigd wordt aan dat uiteinde van de ketting dat het eerst wordt opgeboomd, en die geplaatst wordt aan de boomgleuf van de kettingboom om het dradenkruis in de ketting vast te kunnen houden. [N 39, 64a; monogr.] II-7
vlaaischotel vlaaischotel: vlaaisjōtel (Stramproy) schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)] III-2-1
vlaams vlaams: vlaoms (Stramproy, ... ) Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)] III-3-1
vlaamse gaai markolf: merköf (Stramproy), mérköf (Stramproy) Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)] || vlaamse gaai III-4-1
vlag vlag: vlag (Stramproy) vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)] III-3-1