e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voordeur, huisdeur voordeur: vø&#x0304rdø&#x0304r (Stramproy) voordeur [N 55 (1972)] III-2-1
voorhoofd voorhoofd: veurhuifd (Stramproy), veurhuit (Stramproy) voorhoofd [DC 01 (1931)] III-1-1
voorknie knie: kni (Stramproy) Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9
voormolen voormolen: vø̄r[molen] (Stramproy) Het voorste gedeelte van de molen(kast), aan de kant van de ingang, waar zich het voorste koppel stenen bevindt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛvoorweegɛ. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 43f; A 42A, 94] II-3
voorschoot berevel: bērǝvɛl (Stramproy) De voorschoot van de wever. [N 39, 122] II-7
voorschoot, schort (alg.) scholk: sjolk (Stramproy) Hoe noemt men het katoenen, wollen of zijden kledingstuk, dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleren tegen vuil worden te beschermen en dat of de gehele voorzijde van het lichaam, of hoofdzakelijk de rok bedekt ? [DC 15 (1947)] III-1-3
voorste deel van het paard, tot achter de voorbenen voorhand: vørhantj (Stramproy) Het voorste gedeelte van het paard. Zie ook de lemmata ''middendeel van het paard'' (3.3.5) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [N 8, 11b] I-9
voorstrengen voorzeel: vø̄rzęi̯l (Stramproy) Aanvulling van het lemma voorstrengen in wld I.10: strengen waar het voorste van twee ingespannen paarden mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. [N 17, 27] I-13
vooruit ju: jy (Stramproy) Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.] I-10
vooruittrappen kappen: kapǝ (Stramproy) De meeste woorden in dit lemma komen ook in het volgende lemma voor. [N 8, 70b en 71] I-9