e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weduwe weduwvrouw: weduwvrouw (Stramproy), weef: weef (Stramproy), widvrouw: witvrouw (Stramproy) weduwe [DC 05 (1937)] III-2-2
weduwnaar wedeman: cf. WNT s.v. "weduwman"; "weduwe-, wede-, weed-, wid, widde-, wed-, weddeman  weedeman (Stramproy), weduwman: weduwman (Stramproy) weduwnaar [DC 05 (1937)] III-2-2
weefkam, weefraam kam: kam (Stramproy) Het geheel van de weeframen, ook wel weefkammen of schachten genoemd, met toebehoren waarmee de scheringdraden gescheiden worden, zodat de inslag mogelijk is. Zie afb. 58. [N 39, 33a; N 39, 10; monogr.] II-7
weefkamer weefkamer: wēǝfkǭmǝr (Stramproy), weefkamertje: wēǝfkęmǝrkǝ (Stramproy) De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I] II-7
weeflade lade: lāj (Stramproy) Een raam dat gemaakt is uit vier stukken hout. Het grootste stuk ligt waterpas en is iets langer dan de breedte van het getouw. Daarop zijn twee andere stukken loodrecht bevestigd en hiertussen bevindt zich de vierde plank (De Moor, pag. 91-92). In de lade is het riet bevestigd en wanneer de wever nu de la naar zich toehaalt en van zich afduwt, slaat hij met het riet de ingeweven inslagdraden aan. Zie afb. 60. [N 39, 44a] II-7
weefsel doek: dōk (Stramproy), stuk doek: støk dōk (Stramproy) Het weefsel in het algemeen. [N 39, 124a] II-7
weefspoel spoel: spūǝl (Stramproy) Pijpje met inslaggaren. De weefspoel is een houten schuitje waarin op een priem de pijpjes met inslaggaren worden vastgeklemd. [N 39, 105a; monogr.] II-7
weegbanden regels: rīgǝls (Stramproy) De schuine balken die de diverse stijlen en lijsten van de molenkast verbinden. Zie ook afb. 14. [N O, 43j] II-3
week in de muil slee in de muil: slii̯ en ǝ mul (Stramproy) Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f] I-9
weekbak weekbak: węjkbak (Stramproy), (mv.)  węjkbęk (Stramproy), wissenbak: węsǝbak (Stramproy) Betonnen bak waarin de wissen geweekt worden. In Sint-Truiden (P 176) werden de wissen in een beek gezet om te weken, of drie maal per dag met water begoten. [N 40, 18; monogr.] || Rechthoekige, vaak gemetselde, stenen bak met platte bodem waarin het graan in water wordt geweekt. Volgens de zegsman uit L 210 duurt het weken 1 dag. Zie ook semantische toelichtingen bij de lemmata ''weken'' en ''kiemen''. [N 35, 2; monogr.] II-12, II-2