| 32038 |
zwaluwstaartverbinding |
zwalvenstaart:
zwɛlvǝstɛrt (L318p Stramproy)
|
In het algemeen een verbinding waarbij een soort pen, uitgesneden in de vorm van een zwaluwstaart aan het einde van het ene stuk hout, wordt gevoegd in een inkeping van dezelfde vorm aan het einde van het andere stuk. Zie ook afb. 133. [N 54, 55a; A 18, 39e; monogr.]
II-12
|
| 33481 |
zwarte bes |
sint-jansberen:
mv: -e
St. Jansbeere (L318p Stramproy),
zwarte beren:
mv: -e
zwarte bee:re* (L318p Stramproy),
zwarte beere (L318p Stramproy)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
| 24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraan:
kraon (L318p Stramproy),
raaf:
raaf (L318p Stramproy, ...
L318p Stramproy)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai
III-4-1
|
| 24865 |
zwarte nachtschade |
nachtschaal:
naxtšāl (L318p Stramproy)
|
Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.]
I-5
|
| 19541 |
zwavelstok |
zwegeltje:
zwegelke (L318p Stramproy)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 24930 |
zwavelx |
zwagel:
sjwegel (L318p Stramproy),
zwe.gəl (L318p Stramproy),
zwegel (L318p Stramproy)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
| 33995 |
zweep |
gesel:
gęi̯sǝl (L318p Stramproy)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
| 22826 |
zwemmen |
zwemmen:
zwumme (L318p Stramproy),
zwömən (L318p Stramproy)
|
zwemmen [RND] || Zwemmen. [DC 38 (1964)]
III-3-2
|
| 29193 |
zwepen |
touwen:
tǫwǝ (L318p Stramproy)
|
Koorden waarmee de jager de schietspoel aandrijft in de lade. Aan de koorden is een trekker bevestigd, een handvat waarmee de wever het geheel beweegt van links naar rechts en terug. [N 39, 49a]
II-7
|
| 26097 |
zwichtstelling |
galderij:
galdǝrej (L318p Stramproy),
galerij:
galǝrij (L318p Stramproy)
|
De omloop of galerij om de Hollandse molen vanwaar men de zeilen kan zwichten en eventueel ook de vang kan bedienen. Zie ook afb. 24. [N O, 57a; Sche 23]
II-3
|