e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gast gast: gas (Susteren) gast [SGV (1914)] III-3-1
gat in een kledingstuk lok: laok (Susteren) gat in een kledingstuk, bijv. een kous [N 86 (1981)] III-1-3
gat in een klein dakschild uilegat: ȳlǝgāt (Susteren) In het kleine dakschild (boven de korte gevel) van een schilddak treffen we vaak een gat (soms een luik) aan om de zolder te beluchten en te belichten. De benamingen zijn vaak, vanwege functionele overeenkomst, dezelfde als voor het venster onder een dakwelving (zie dat lemma, 4.2.13). [N 4A, 45a; N 4, 26c] I-6
gat, opening gat: gaat (Susteren), lok: laok (Susteren), opening: opening (Susteren) gat (znw enk) [N 26 (1964)] || opening [SGV (1914)] III-4-4
gat, opening (mv) gater: twei gater (Susteren), loker: löker (Susteren), twei laoker (Susteren) gaten (mv) [SGV (1914)] || gaten (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-4
gatels riemels: rę̄mɛls (Susteren) Grote els met een oog in de voorste punt waardoorheen men de naairiemen kan trekken. Zie afb. 68. [N 36, 31; Li 1963, 35] II-10
gauwdief gauwdief: gauwdeef (Susteren), gawdeef (Susteren), gàwdeef (Susteren) een dief die op behendige, listige wijze te werk gaat [gauwdief, schelm] [N 90 (1982)] || gauwdief [SGV (1914)] III-3-1
gebakje gebakje: #NAME?  gebekske (Susteren) Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)] III-2-3
gebakken aardappelen gebakken aardappelen: #NAME?  gebakke êrpel (Susteren) In schijfjes gebakken aardappelen (erpel in de pan, kosjes, petatteschijfkes?) [N 16 (1962)] III-2-3
gebint gebont(e): gǝbontj (Susteren) Het geheel van spantbenen, gordingen, kepers etc. waarop de dakbedekking rust. Zie ook afb. 49 en 71. [S 9; N 54, 149a; N 54, 149b; N 54, 151; monogr.; Vld.] II-9