34073 |
hoorn van de koe |
hoorn:
hø̜̄rǝ (L432p Susteren),
hōrǝ (L432p Susteren)
|
[N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.]
I-11
|
24328 |
hoornaar |
vuurrooster:
vuurrooster (L432p Susteren)
|
paardenwesp [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
18841 |
hopen |
hopen:
haopə (L432p Susteren),
hāōpe (L432p Susteren)
|
een gunstige verwachting hebben over iets wat men wenst [verhopen, hopen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32926 |
hopen spreiden |
spreiden:
[spreiden] (L432p Susteren)
|
Het uiteengooien van de middelgrote soort hopen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hopen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 109]
I-3
|
25411 |
horens verwijderen |
horens afhouwen:
hø̜̄rǝ āfhǫwǝ (L432p Susteren)
|
Als de kop tot aan de horens afgehuid is, worden ze met een (hak)mes of een zaag bij de inplant verwijderd. In vele gevallen worden de horens met een bijl erafgeslagen. De woordtypen "blijven" en "ze aan het vel laten" duiden erop dat de horens a.h.w. aan de huid blijven vastzitten. [N 28, 42; monogr.]
II-1
|
25136 |
horizon |
hemel:
den hemel (L432p Susteren),
horizon:
horizon (L432p Susteren)
|
horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33456 |
horizontale sluitbalk van een poort |
sluithout:
šlūthǫu̯t (L432p Susteren)
|
Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.]
I-6
|
18233 |
horloge |
polshorloge:
polshorloge (L432p Susteren),
uur:
oer (L432p Susteren),
ōēr (L432p Susteren)
|
horloge [SGV (1914)] || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18149 |
horrelvoet |
horrelvoet:
hórrəlvoot (L432p Susteren),
kreupelvoet:
kröpelvoot (L432p Susteren),
paardspoot:
pérspaút (L432p Susteren),
paardsvoet:
péérsvoot (L432p Susteren)
|
hompelvoet [SGV (1914)] || Misvormde voet (homperd, horjevoet, horrelvoet, homperpoot, strompelvoet, paardvoet). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17847 |
hotsen |
hoddelen:
hóddələ (L432p Susteren),
pechen:
peche (L432p Susteren),
schokken:
sjoeke (L432p Susteren),
sjókkə (L432p Susteren)
|
Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, bodderen). [N 84 (1981)] || zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)]
III-1-2, III-3-1
|