25589 |
invetten |
aansmeren:
ānšmē̜rǝ (L432p Susteren)
|
Blik, vorm of plaat invetten om aankleven van het deeg te voorkomen. [N 29, 38a; monogr.]
II-1
|
21867 |
inzet |
aanbod:
òbòt (L432p Susteren)
|
de inzet door de verkoper gedaan om de prijs op te voeren op een veiling [schut, buurmansschut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
poͅt (L432p Susteren)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zaute (L432p Susteren)
|
zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
17593 |
iris |
iris:
iĕris (L432p Susteren)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
21851 |
jaarmarkt |
jaarmarkt:
jaormèèrt (L432p Susteren)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
De slipjas was vroeger: sjluppe jas.
sjekét (L432p Susteren)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21181 |
jagen |
jagen:
jààgə (L432p Susteren)
|
voorttrekken van een trekschuit [jagen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18259 |
jak |
jak:
jak (L432p Susteren, ...
L432p Susteren,
L432p Susteren,
L432p Susteren)
|
damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || jak [SGV (1914)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenjak, lang ~ [kapoot, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
afgunstig:
afgunstig (L432p Susteren),
jaloers:
sjaloes (L432p Susteren),
zjəlōērs (L432p Susteren)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] || jaloersch [SGV (1914)]
III-1-4
|