e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kamerjas kamerjas: kamerjas (Susteren) kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)] III-1-3
kamizool kamizool (<fr.): betekenis: borstrok voor de man, dit werd vroeger ook gebruikt om jas aan te duiden  kamezool (Susteren) kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kammen kammen: kömme (Susteren) kammen (ww.) [SGV (1914)] III-1-3
kampen kavelen: kāvələ (Susteren) Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
kan, maat van één liter kan: (bier).  kan (Susteren) de maat die een inhoud aangeeft van 1 liter [mengel, kan, kop] [N 91 (1982)] III-4-4
kanaal kanaal: kənààl (Susteren), vaart: vaart (Susteren) een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)] III-3-1
kandeel eiercognac: èjercôgnac(?) (Susteren), slemp: sjlèmp (Susteren) kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)] III-2-3
kans kans: kans (Susteren) De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] III-3-2
kantelaaf rabat: rabát (Susteren) De dagzijde van een muuropening, voor zover die vóór een kozijn in het zicht komt. De breedte van de kantelaaf is afhankelijk van de dikte van de muur en de breedte van het kozijnhout. [N 32, 11e; N 55, 149a; monogr.] II-9
kanthout refelhout: ręjfǝlhǫwt (Susteren) Het langwerpig stuk hout, met inkepingen aan beide uiteinden, gebruikt om een siernaad aan te brengen langs de kant van het leer. Zie afb. 78. [N 36, 34; N 36, 33; N 36, 32; Li 1963, 34] II-10