e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

Gevonden: 4880
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baret baret (<fr.): baret (Susteren) baret [flat, floets] [N 25 (1964)] III-1-3
barrevoets barrevoets: baerəvəs (Susteren), berrevers (Susteren) barrevoets [SGV (1914)] || blootvoets [RND] III-1-3
bascule bascule: baskuul (Susteren) Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)] III-3-1
bazige vrouw bemoeial: ene bemeujaal (Susteren), canaille: knààjə (Susteren) een vrouw die over iedereen de baas wil spelen en die overal aanmerkingen op heeft [kanjer, karonje, kastine, element] [N 85 (1981)] III-1-4
bebroed bevrucht ei verbroed (bijvgl. nmw.): vǝrbrø̄t (Susteren) [N 19, 54c] I-12
bebroed onbevrucht ei rot ei: rot ęi̯ (Susteren) [N 19, 54b] I-12
bed bed: beͅt (Susteren) bed [RND] III-2-1
bedekt een onaangenaamheid zeggen geniepetig (bn.): geniepetig (Susteren) iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] III-3-1
bedelaar bedelaar: béédəlîêr (Susteren), schooier: sjôêjər (Susteren) de arme persoon die rondgaat of ergens zit om aalmoezen te vragen [schooier, bedelaar, klopper, rondloper, stuper, skurriekrijger] [N 89 (1982)] III-3-1
bedelaarstehuis klooster: klôêstər (Susteren) een instelling waar bedelaars worden opgenomen en verzorgd [kaloentjes, kalonie, kalennis] [N 90 (1982)] III-3-1