e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruipend ongedierte wormen: m.v.  wurm (Susteren) wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
kruirollen kaprollen: kaprollen (Susteren) De houten of metalen rollen die in de rollenring over de onderring lopen en waarop de molenkap draait. Bij het Engels kruiwerk zijn de rollen van staal, hebben ze flenzen en lopen ze tussen op de boven- en onderring bevestigde rails. Zie ook afb. 31 en 32. [N O, 53d] II-3
kruis kruis: kruuts (Susteren), kryts (Susteren) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || kruis [SGV (1914)] I-11, III-3-3
kruisarmen kruisbalken: kryts˱balǝkǝ (Susteren) De vier gekruiste balken in het midden van het aswiel. Zij zijn zodanig samengevoegd dat in het midden een vierkante opening gevormd wordt waarin de molenas bevestigd kan worden. Vgl. afb. 49 en 50. Zie ook de lemmata ɛarmenɛ en ɛkruisarmen van het spoorwielɛ. Het betreft daar onderdelen van respectievelijk de watermolen en de rosmolen.' [N O, 11d; A 42A, 9; N O, 11e] II-3
kruisarmen van het spoorwiel speken: špęjkǝ (Susteren) De vier gekruiste balken midden in het spoorwiel van de rosmolen. [N D, 27] II-3
kruisbeeld crucifix (<lat.): krūūtsefiks (Susteren) Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] III-3-3
kruisbes kroezel: -  kroosjel (Susteren) kruisbes I-7
kruisjassen (kaartspel) kruisen: kruisjassen  kry(3)̄tsə (Susteren) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
kruisprocessie kruisprocessie (<lat.): kr^y:tspərsesi (Susteren) kruisen [RND] III-3-3
kruisspin kruisspin: kruutsjpén (Susteren) kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)] III-4-2