24201 |
kwartel |
kwartel:
kwartel (L432p Susteren)
|
kwartel [SGV (1914)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
e kwartje (L432p Susteren),
kwartje (L432p Susteren)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)] || kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)]
III-3-1
|
31154 |
kwartmaanmes |
kwartmaan:
kwartmǭn (L432p Susteren)
|
Mes waarmee men de stukken leer voor de binnenhaam uitsnijdt. Het heeft de vorm van een kwart maan. Zie afb. 71. [N 36, 39; Li 1963, 49]
II-10
|
18244 |
kwastje aan een halsketting |
kwastje:
kwèskəs (L432p Susteren),
trosje:
tröskes (L432p Susteren)
|
gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
24880 |
kweek |
puinengras:
pø̜i̯nǝgrās (L432p Susteren)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88]
I-5
|
33552 |
kweepeer |
kweepeer:
kweepêr (L432p Susteren),
kwēpɛr (L432p Susteren)
|
kwee [SGV (1914)] || kweepeer [SGV (1914)]
I-7
|
21344 |
kwellen |
kwellen:
kwēle (L432p Susteren),
kwèllen (L432p Susteren),
tempteren:
tèmpteerə (L432p Susteren)
|
kwellen [SGV (1914)] || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21788 |
kwelling/pesterij |
temptatie (<fr.):
tèmptààsie (L432p Susteren),
tempteren, het ~:
temtère (L432p Susteren)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
17692 |
kwijl |
zever:
zeiver (L432p Susteren),
z∂éjvər (L432p Susteren)
|
Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
21833 |
kwinkslag |
slag:
sjlaag (L432p Susteren),
sjlààch (L432p Susteren)
|
een grappig, koddig gezegde [slag, dreun] [N 87 (1981)]
III-3-1
|