20487 |
beet, hap |
beet:
beet (L432p Susteren),
hap:
hap (L432p Susteren)
|
hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18536 |
bef |
bef:
bef (L432p Susteren)
|
bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18886 |
begeerlijk |
begeerlijk:
begéérlik (L432p Susteren),
begêrlik (L432p Susteren),
bəgéérlik (L432p Susteren)
|
begeerlijk [SGV (1914)] || de begeerte opwekkend, verlokkend [gewild, begeerlijk] [N 85 (1981)] || sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18885 |
begeren |
begeren:
bəgéérə (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
gaarne hebben:
géer höbbe (L432p Susteren),
lusten:
löste (L432p Susteren)
|
een groot verlangen naar iets, een sterke wens [geerte, geer] [N 85 (1981)] || sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
begerig:
begêrig (L432p Susteren),
bəgéérich (L432p Susteren)
|
begeerig [SGV (1914)] || sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrafenis (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
bəgrààfənis (L432p Susteren),
uitvaart:
oetvaart (L432p Susteren),
ōētvààrt (L432p Susteren)
|
begrafenis [SGV (1914)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begrave (L432p Susteren),
bəgrààvə (L432p Susteren)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
begrijpen:
begriepe (L432p Susteren),
bəgrīēpə (L432p Susteren)
|
met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begrip:
begrip (L432p Susteren),
bəgrip (L432p Susteren),
benul:
bənul (L432p Susteren),
besef:
besef (L432p Susteren),
bezei:
bezèij (L432p Susteren)
|
besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22669 |
beiaard |
carillon (fr.):
karəljoͅn (L432p Susteren),
klokkenspel:
klokkesjpel (L432p Susteren)
|
Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|