e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lintvoeg lintvoeg: lentj˲[voeg] (Susteren) Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.] II-9
lip lip: lup (Susteren), løp (Susteren), lùp (Susteren), lüp (Susteren) lip [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)] III-1-1
lip van een hoefijzer lip: løp (Susteren) Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.] II-11
lis (alg.) luus: -  luusj (Susteren), luusbloem: -  luusjblome (Susteren) gele lis || lis III-4-3
lisdodde koelenkluppel: -  koelekloŭppele (Susteren, ... ) lisdodde III-4-3
lispelen (slissen) lispelen: Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.  lispələ (Susteren), smoelen: sjmoele (Susteren) de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)] III-3-1
list flauwe streek: floe sjtreek (Susteren), list: lis (Susteren), streek: sjtreek (Susteren) een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)] III-1-4
litteken lijnteken: lienteike (Susteren) litteken [SGV (1914)] III-1-2
loeien van de koe in het algemeen beuken: bø̜̄kǝ (Susteren) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeien van de koe van pijn brullen: brølǝ (Susteren) [N 3A, 5e] I-11