e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maandag voor aswoensdag vastelavondsmaandag: vastəlōͅvəsmōͅndex (Susteren) De naam voor de maandag vóór aswoensdag. [N 88 (1982)] III-3-2
maanmes halfmaan: halfmǭn (Susteren) Mes waarmee men stukken leer voor de binnenhaam uitsnijdt. De vorm van het blad is een halve maan. Zie afb. 70. [N 36, 39; Li 1963, 38] II-10
maansverduistering maaneclips: moaneclips (Susteren) Eclips van de maan [SGV (1914)] III-4-4
maantje op de nagel maantje: mèùn-kə (Susteren) maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)] III-1-1
maanx maan: moan (Susteren) maan [SGV (1914)] III-4-4
maat houden bij het dorsen slaghouden: slaxhau̯tǝ (Susteren) Wanneer men met meer dan één man dorst, moet men goed de maat houden; zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf. In dit lemma staan de benamingen voor dit houden van de juiste maat bijeen. De uitdrukking boekweit dorsen, of beter: boekweitkoek dorsen of - slaan (en heteroniemen, zie het lemma ''boekweit'', 1.2.10) betekent doorgaans: "ritmisch, op maat dorsen"; de term is een onomatopee. Soms ook betekent de uitdrukking dat alle dorsers tegelijk slaan ten teken dat het dorsen klaar is. In L 326 merkt de zegsman opdat deze uitdrukking "verkeerd dorsen" betekent. Trompen is wel de benaming voor het ritmisch luiden van de kerkklok; vergelijk ook het type luiden zelf. Voor de fonetische documentatie van het woord [dorsen], zie het lemma ''dorsen'' (6.1.1).' [N 14, 12 en 14b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
maat, algemeen maat: maot (Susteren, ... ) de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)] III-4-4
maatje, maat van 0,1 liter maatje: mèùtjə (Susteren), (drank).  mötje (Susteren) de maat die een inhoud aangeeft van 0,1 liter [maatje] [N 91 (1982)] III-4-4
maatringen maatringen: mǭtreŋǝ (Susteren) De ringen die bij het werken met de rondstok over de te solderen buis worden geschoven. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N 64,21b] II-11
machinale hamer lochthamer: loxhāmǝr (Susteren) Hamer, door stoom, perslucht of elektriciteit aangedreven, waarmee zware voorwerpen kunnen worden gesmeed. De machinale hamer wordt doorgaans alleen in fabrieken en grote smederijen gebruikt. Hij bestaat uit een hamergewicht dat tussen loodrechte rails aan een touw of stang is bevestigd en vanaf een bepaalde hoogte naar beneden kan vallen. Wanneer de hamer door stoom wordt aangedreven, spreekt men van een stoomhamer; een hamer op perslucht wordt luchtdrukhamer genoemd. Bij de veerhamer is het hamergewicht aan een bladveer bevestigd om de hamerwerking te verhogen. De veerhamer wordt onder meer gebruikt bij het smeden van spaden en schoppen. [N 33, 70-72; N 33, 76] II-11