e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
metselen metselen: mɛtsǝlǝ (Susteren) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9
metselkoord metselkoord: mętsǝlkǫart (Susteren) Het koord dat men spant om daarlangs te metselen. Aan beide uiteinden kunnen twee priemen bevestigd zijn waarmee het koord in de voegen van het metselwerk wordt vastgezet. Zie ook het lemma 'priemen'. Het woordtype snoergerust (Q 121) was een benaming voor het metselkoord met toebehoren. Zie ook afb. 4. [N 30, 14a; monogr.] II-9
metselstenen bevochtigen nat spuiten: nāt špø̜jtǝ (Susteren) Metselstenen nat spuiten. Om een goede aanhechting tussen mortel en steen te verkrijgen, worden metselstenen doorgaans een avond vóór het verwerken bevochtigd. Dit voorkomt dat de droge steen tijdens het metselen te veel water uit de mortel opneemt. [N 31, 13a] II-9
metselzand bergzand: bɛrǝx˲zanjt (Susteren), fommelzand: fumǝlzanjt (Susteren), metselzand: mętsǝlzanjt (Susteren), scherpe zand: šɛrǝpǝ zanjt (Susteren) Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.] II-9
metworst braadworst: braodwoos (Susteren), metworst: mètwoos (Susteren) metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)] III-2-3
mevrouw mevrouw: mevrouw (Susteren), məvrou (Susteren) hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)] III-3-1
miauwen mauwen: WBD/WLD  mawə (Susteren), miauwen: ideosyncr.  miauwe (Susteren) Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)] III-2-1
middag (s middags) middag: middəch (Susteren) middag [RND] III-4-4
middagdutje middagdutje: middegdutje (Susteren), middigdutjə (Susteren), ungeren (zn.): unjere (Susteren), ŭngere (Susteren) middagdutje [SGV (1914)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
middagdutje doen een uiltje vangen: en uulke vange (Susteren), ungeren (ww.): unjərə (Susteren) middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] III-1-2