e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pannen voegen pannen toestrijken: panǝ tuštrīkǝ (Susteren) De naden tussen de pannen door middel van de pannenstrijker met mortel aansmeren. Zie ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 48a] II-9
pannenkoek pannenkoek: #NAME?  pannekook (Susteren) Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)] III-2-3
pannenkoekenbeslag beslag: #NAME?  beschlaag (Susteren) Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)] III-2-3
pannenlap doek: dook (Susteren) lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)] III-2-1
pannenstrijker pannenstrijker: panǝštrīkǝr (Susteren) Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.] II-9
pannentang pitstang: petš`taŋ (Susteren) Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.] II-9
pap pap: pap (Susteren, ... ), #NAME?  pap (Susteren) brij [SGV (1914)] || brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
papier papier: papier (Susteren) papier [SGV (1914)] III-3-1
paraplu paraplu: perpluu (Susteren) paraplu [N 23 (1964)] III-1-3
parel parel: pèrel (Susteren) parel [SGV (1914)] III-1-3