e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pikhouweel bikkel: bekǝl (Susteren) Houwwerktuig met lange steel en twee armen. Een van de armen heeft een beitelvormig uiteinde, de andere loopt uit in een punt. Zie ook afb. 14c. [N 30, 19c; monogr.] II-9
pinhamer pinhamer: penhāmǝr (Susteren) In het algemeen een hamer waarvan de kop aan één kant of aan twee kanten in een punt eindigt. Zie ook afb. 153. De hamer wordt gebruikt om metaal tot een rand of boord uit te slaan en, volgens de invuller uit L 321, bij het vervaardigen van dekseltjes en ellebogen voor de kachelpijpen van stoofkachels. Zie voor het tweede lid van het woordtype pinzet (Q 116) ook RhWb viii, kol. 92 s.v. ɛsetzenɛ, ...durch Hämmern den Geräten die gewünschte Form geben, sie krumm biegen, in der Sprache der Schmiede".' [N 33, 58; N 33, 59; N 33, 66; N 33, 67; N 33, 68; N 64, 39i-j; N 66, 6i-j; N 66, 6l; monogr.] II-11
pink pink: pink (Susteren, ... ), rind: rɛnjt (Susteren) Eénjarig kalf, onverschillig van welk geslacht, dat nog alle melktanden heeft. [N C, 9b en 8; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20] || Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)] I-11, III-1-1
pinksterbloem lieveherehandje: lēvǝnērǝhɛntjǝ (Susteren), -  levenheeŭrehendjes (Susteren), pinksterbloem: pęŋkstǝrblōm (Susteren) Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem I-5, III-4-3
pinksteren pinksteren: Pènstere (Susteren) Pinksteren [SGV (1914)] III-3-3
pint, maat van 0,5 liter pint: pintj (Susteren), schopje: (halve liter).  sjópke (Susteren) de maat die een inhoud aangeeft van 0,5 liter [snelleke, pint, schopje, schep, wup, leers] [N 91 (1982)] III-4-4
pissebed molenvarken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  meulevèrke (Susteren), WBD/WLD  meuləvèrkə (Susteren), stekelvarken: ideosyncr. ?  sjtekelverke (Susteren) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht kern: kêr (Susteren), ideosyncr.  kèr (Susteren), pit: WBD/WLD  pit (Susteren) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern [SGV (1914)] I-7
pit, kern van fruit kern: kɛr (Susteren) [RND 08] I-7
plaats maken plaats maken: plààts mààkə (Susteren), schuiven: sjuve (Susteren) ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4