e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rasp rasp: rasp (Susteren, ... ) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van harde materialen, inz. metalen. Zie ook afb. 108. De grote rasp (Q 83) was van twee handvatten voorzien. Het blad van meer dan een meter lang was aan één kant grof en aan de andere kant fijn. Dit werktuig werd op heet ijzer gebruikt, bijvoorbeeld om koetsassen af te werken op de plaats waar zij geweld waren. [N 33, 85; monogr.] || rasp [SGV (1914)] || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] II-11, III-2-1
raspen raspen: raspe (Susteren, ... ), raspen (Susteren), raspə (Susteren, ... ) raspen (w.w.) [SGV (1914)] || raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)] III-2-1, III-2-3
rat rat: rat (Susteren) rat [SGV (1914)] III-4-2
ratelboor, krekelboor ratelboor: rātǝlbǭr (Susteren) Boorapparaat, bestaande uit een rechte spil en een dwars daarop staande hefboom. De spil is voorzien van een soort palrad. Aan de onderzijde ervan bevindt zich een boorhouder waarin een boorijzer kan worden geplaatst. Door de hefboom met de hand heen en weer te bewegen kan het boorijzer in een bepaalde richting worden gedraaid. De meeste ratelboren kunnen zowel links als rechts draaien. Het hele apparaat kan eventueel in een boorstelling worden geplaatst. Zie ook afb. 129. [N 33, 140; N 33, 142-143; N 33, 159; monogr.] II-11
ratelpopulier klater-es: of ratelpopulier  klatere`sj (Susteren), ratelpopulier: WBD/WLD  ráátəlpópəlīēr (Susteren), vuilboom: ideosyncr.  voelboum (Susteren) De ratelpopulier; heeft bijna ronde bladeren met een gegolfde rand die aan lange platte stelen zitten; bij een beetje wind bewegen ze schuin langs elkaar, wat een ritselend geluid geeft (drilboom, vuilboom, klater, fledderaar, klaterteer, klatelleer). [N 82 (1981)] || esp III-4-3
rauw rauw: rauw (Susteren, ... ) rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)] III-2-3
ravotten kuiten: køytə (Susteren), stoten: sjtooete (Susteren) stoeien [SGV (1914)] || Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
razen en tieren razen: raoze (Susteren), raozə (Susteren) luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)] III-1-4
razend van woede dol: dul (Susteren), dulle (Susteren) razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)] III-1-4
recht vooruitstoten met de armen stoten: schtawte (Susteren) stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)] III-1-2