25181 |
regenboog |
regenboog:
réégneboag (L432p Susteren)
|
regenboog [weerteken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25238 |
regenbuitje |
buitje:
e buuke (L432p Susteren)
|
licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25183 |
regenen (alg.) |
regenen:
réégene (L432p Susteren)
|
regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18554 |
regenjas |
regenjas:
régne jas (L432p Susteren),
regenmantel:
dames régnemanjtel (L432p Susteren)
|
damesregenmantel [N 23 (1964)] || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18712 |
regenpijpen |
regenpijpen:
réégepiepe (L432p Susteren)
|
regenbroek die uit twee delen bestaat [piepe, reegenpiepe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24308 |
regenworm |
peets:
peetsj (L432p Susteren, ...
L432p Susteren,
L432p Susteren),
piereling:
perelink (L432p Susteren),
worm:
wurm m.v.
ene wórm (L432p Susteren)
|
pier [SGV (1914)] || pier, aardworm [SGV (1914)] || regenworm [DC 40 (1965)] || regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
21195 |
reis |
reis:
rèjs (L432p Susteren)
|
het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21201 |
reiskoffer |
koffer:
kŏffer (L432p Susteren),
kóffer (L432p Susteren),
kóffər (L432p Susteren)
|
Het voorwerp van leer, stof, riet om goederen mee op reis te nemen [koffer, valies] [N 90 (1982)] || koffer [SGV (1914)]
III-3-1
|
21196 |
reizen |
reizen:
reize (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
rèjzə (L432p Susteren)
|
een reis ondernemen [reizen, pelgrimmen] [N 90 (1982)] || het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21378 |
rekening |
rekening:
en rêkening sjikke (L432p Susteren)
|
rekening [een ~ sturen] [SGV (1914)]
III-3-1
|