e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rij van de bovenste laag half bed: half bed (Susteren) Elk van de twee rijen waardoor de bovenste laag van het dorsbed wordt gevormd. [N 14, 19; JG 2c; monogr.] I-4
rij, wiers rij: (Susteren) De langwerpige heuveltjes of stroken waarin het nog niet geheel droge hooi wordt bijeengeharkt voordat het op hopen wordt gebracht. [N 14, 101; JG 1b, 2c en Goossens 1963; A 10, 19; A 16, 2; L 38, 37; monogr.] I-3
rijbroek rijboks: riebóks (Susteren) rijbroek met nauw om het onderbeen sluitende pijpen [N 23 (1964)] III-1-3
rijden rijden: rieje (Susteren), varen: vààrə (Susteren) zich voortbewegen in of op een voertuig (rijden, varen) [N 90 (1982)] III-3-1
rijk rijk: rīk (Susteren) Zie de toelichting bij het lemma ɛrijk liggenɛ.' [N O, 34k; Vds 219; Jan 199; Coe 172] II-3
rijk zijn dik in de centen zitten: dik in de cente zitte (Susteren), er goed bij zitten: goot terbie zitte (Susteren), er warm bij zitten: werm derbie zitte (Susteren), fortuin hebben: fertuun hebbe (Susteren), hinkepinken hebben: Van Dale: hinkepink, kreupele...  hinkepinke hebbe (Susteren), knabben hebben: knabben höbbe (Susteren) Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
rijkdom rijkdom: ri.gdum (Susteren) rijkdom [RND] III-3-1
rijksdaalder twee vijftiger: ene twê fieftiger (Susteren) rijksdaalder, een ~ [vijftiger, knaak, ploegrol?] [N 21 (1963)] III-3-1
rijksveldwachter rijks: rieks (Susteren), veldwachter: vèljtwàchtər (Susteren) een agent van de rijksveldwacht [die zorgt voor de handhaving van de orde op het platteland] [rijks, schabeletter, champetter, pandoer, garde, vörster] [N 90 (1982)] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): genderm (Susteren), scheldarm: sjəldèrm (Susteren) een lid van het militaire politiekorps [gendarm, harenmutsel, pakkeman, marechaus-see, massee] [N 90 (1982)] III-3-1