18952 |
schelm |
rakker:
rakker (L432p Susteren),
rekel:
réékəl (L432p Susteren)
|
een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30021 |
schelpkalk |
ongebluste kalk:
ongǝbløs˱dǝ kalǝk (L432p Susteren)
|
Kalksoort die wordt verkregen door schelpen in kalkovens te branden. Schelpkalk wordt meestal in gebluste vorm op de bouwplaats aangeleverd. [N 30, 28a]
II-9
|
24897 |
schemeren |
avond worden:
⁄t wurt oavent (L432p Susteren),
schemeren:
sjemere (L432p Susteren),
⁄t sjeemert (L432p Susteren, ...
L432p Susteren)
|
het aanbreken van de dag [lamieren, krieken] [N 91 (1982)] || schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17728 |
schemeren van de ogen |
schemeren:
t scheemert veur m`n auge (L432p Susteren)
|
schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25023 |
schemering, valavond |
schemeruur:
sjemeroer (L432p Susteren)
|
schemering [SGV (1914)]
III-4-4
|
20510 |
schenkel |
schenk:
sjénk (L432p Susteren),
schenkel:
sjenkel (L432p Susteren),
sjénkel (L432p Susteren)
|
schenkel [SGV (1914)] || schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30119 |
schenkel, formeel |
schenkel:
šęŋkǝl (L432p Susteren)
|
Doorgaans uit hout vervaardigde, tijdelijke ondersteuning voor een boog. De 'schenkel' bestaat uit twee van rondgezaagd hout vervaardigde schenkelstukken, die met spijkers op elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 32. Twee schenkels onderling verbonden met dunne latten van ongeveer 1 cm dikte noemt men een 'formeel'. Om gewelfkappen tussen ribben te vervaardigen, gebruikt men kleine, beweegbare formelen. Zie ook het lemma 'Troggewelf'. In L 210 werd een formeel toegepast bij bogen dikker dan 22 cm of bogen van 22 cm in kop-strekverband. [N 32, 18; N 54, 145a; monogr.]
II-9
|
19564 |
schenkkan |
bierkaraf:
beerkaraaf (L432p Susteren),
karaf:
karaaf (L432p Susteren),
schnaps-karaf:
sjnapskaraaf (L432p Susteren)
|
karaf in het algemeen [N 20 (zj)] || karaf; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden (bierkrachtje, jeneverkrachje); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26652 |
schep |
schepper:
šø̜pǝr (L432p Susteren)
|
De schep waarmee het scheploon genomen werd. De schepper die men in l 415 gebruikte, was een maat die geijkt moest worden. In Q 99* was geen schep aanwezig; de molenaar nam 5 kg per 100. [N O, 38j; Jan 268 add.; Coe 253 add.; Grof 292; monogr.]
II-3
|
21813 |
scherp de waarheid zeggen |
uitschelden:
oetsjéwwe (L432p Susteren),
uitvegen:
ōētvéégə (L432p Susteren)
|
iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|