e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijf van vingers en handen stijf: schtief (Susteren) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
stijfkop dwarsdrijver: dwérsdriever (Susteren), stijfkop: sjtiefkop (Susteren), sjtīēfkóp (Susteren) iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfkoppig dwars: dwéés (Susteren), stijfkoppig: sjtiefköppig (Susteren), stug: sjtug (Susteren) niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4
stijlvoetplaat muurplaai: mūrplāj (Susteren) De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld] II-9
stijve mortel te droog: tǝ drø̄ǝx (Susteren) Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9
stikken stikken: sjtikke (Susteren), sjtikkə (Susteren) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] III-1-2
stille regen klats: klàtsj (Susteren), miezerige regen: miezerige rénge (Susteren) stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)] III-4-4
stinken muffen: muffə (Susteren), stinken: sjinke (Susteren), sjtinkə (Susteren) Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1
stoel stoel: štōl (Susteren) stoel [SGV (1914)] III-2-1
stoep stoep: sjtŏp (Susteren) stoep [SGV (1914)] III-3-1