e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stoep, trottoir stoep: sjtŏp (Susteren) stoep [SGV (1914)] III-2-1
stof stof: sjtōāf (Susteren) stof [SGV (1914)] III-2-1
stof afnemen stof afnemen: sjtoaf afnŭmme (Susteren) stoffen (ww.) [SGV (1914)] III-2-1
stof, zandx stof: stōāf (Susteren, ... ) stof [SGV (1914)] III-4-4
stofblik blik: bleͅk (Susteren) blik (van stoffer en ~) [SGV (1914)] III-2-1
stoffen pantoffel slof: sjlóffe (Susteren) sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)] III-1-3
stok of twijg om een kind te straffen gots: cf. Haspengouwsch Id. s.v. "gotsen"= slaan  gótsj (Susteren), stek: ene sjtek (Susteren) een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)] III-2-2
stokbeitel warmbeitel: wɛrǝmbęjtǝl (Susteren) In het algemeen een beitel met een steel. De stokbeitel wordt gebruikt voor het doorhakken, afhakken en splijten van warm of koud metaal. De smid houdt het werkstuk met een tang met de linkerhand op het aambeeld en zet met de rechter de beitel op de juiste plaats. De voorslager slaat vervolgens met een voor- of zijhamer op de kop van de beitel. Een beitel voor het bewerken van warm ijzer is altijd van een steel voorzien. Zie ook afb. 48. [N 33, 110; N 33, 113; N 33, 221; monogr.] II-11
stokvis stokvis: sjtokvèsj (Susteren) bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)] III-2-3
stola stola (lat.): sjtola (Susteren) stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)] III-1-3