e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stoutmoedig astrant: sjtrànjt (Susteren, ... ), stout: sjtout (Susteren, ... ) heel veel durf hebbend [frank, boud, stout] [N 85 (1981)] III-1-4
stoven smoren: sjmoore (Susteren), stoven: sjtooeve (Susteren), sjtovə (Susteren) stoven (ww.) [SGV (1914)] || stoven; Hoe noemt U: Met weinig vet op laag vuur gaar laten worden (smoeren, stoven, wallen) [N 80 (1980)] III-2-3
straalkanker hoefkanker: hufkaŋkǝr (Susteren) Straal- of hoefkanker is een kwaadaardige woekering in de hoorn van de straal of zoolhoefwand. Deze wordt week en rot en er ontstaan rode, licht bloedende tepeltjes of wratten, die een roodachtig, stinkend vocht afgeven. Uiteindelijk raakt de hele hoefschoen ondermijnd. Kanker komt bij een paard voornamelijk in de hoef voor. De ziekte is ongeneeslijk. Vgl. het lemma ''rotstraal'' (7.19). Zie afbeelding 23. [A 48A, 19; N 52, 32d en 90l] I-9
straat straat: sjtrôôt (Susteren) straat [DC 02 (1932)] III-3-1
straatbezem bezem: bessem (Susteren) bezem, hard, gebruikt voor ruwer werk, zowel binnen- als buitenshuis (harde bezem) [N 20 (zj)] III-2-1
straatgoot zijp: siep (Susteren), zīēp (Susteren) een geul langs de weg waarlangs afvalwater kan wegstromen [N 90 (1982)] III-3-1
straf geven straf geven: sjtraf gêve (Susteren), straffen: sjtraffe (Susteren) straf geven [SGV (1914)] || straffen [SGV (1914)] III-2-2
strek strek: štrɛk (Susteren) De lange smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17b; N 98, 173; monogr.] II-8
strekkenlaag strekse laag: štrɛksǝ lǭx (Susteren) Laag in lengterichting liggende bakstenen. Zie ook het lemma 'Strek' in wld ii.8, pag. 75 en afb. 41. [N 31, 23a; monogr.] II-9
streng puntelijk: punjtelik (Susteren), strang: štraŋk (Susteren), streng: sjtrèng (Susteren) Een streng garen, een gewonden en veelal ineengedraaide bundel waarin garen in de handel komt. De woordtypen lood, half lood, loodje en onsje duiden op een bepaalde hoeveelheid gewicht garen. [N 62, 56c; L 7, 58; L 28, 14; Gi 1.IV, 25; MW; S 36; monogr.] || niet toegevend, weinig vrijheid veroorlovend, stipt oordelend volgens wet of voorschrift [strak, streng, hard] [N 85 (1981)] II-7, III-1-4