e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitgaan op stap gaan: op sjtap gaon (Susteren), uitgaan: ōētgaon (Susteren) uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)] III-3-1
uitgaanskleren `s zondagse kleren: sondisse kleier (Susteren), uitgaanskleren: oetgaonskleijer (Susteren) De kleren die men draagt als men uit gaat. [DC 62 (1987)] III-1-3
uitgedroogd uitgedroogd: ūtgǝdrɛwgt (Susteren) Gezegd van slecht deeg. [N 29, 29c] II-1
uitgeteld zijn uitgeteld zijn: (de koe is) ūtgǝtɛlt (Susteren) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitgieten schudden: sjöddə (Susteren), uitschudden: oetsjödde (Susteren) een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)] III-4-4
uitglijden uitschampen: oetschampe (Susteren) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uithoren uithoren: oethōēre (Susteren), ōēthŭŭwərə (Susteren), uitvissen: oetvisje (Susteren) door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)] III-3-1
uitleg uitleg: oetlèk (Susteren), ōētlék (Susteren) het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)] III-3-1
uitleggen uitleggen: oetlèke (Susteren), ōētléGə (Susteren) duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] III-3-1
uitnodigen uitnodigen: oetnōēdige (Susteren), ōētnŭŭwədiggə (Susteren) iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)] III-3-1