31160 |
uitzetter |
leerspanner:
lę̄ršpanǝr (L432p Susteren)
|
Stuk ijzer, glas of vuursteen in een handgreep, gebruikt om de rek uit het leer te halen of om dun leer glad te strijken. [N 36, 40]
II-10
|
25523 |
uitzeven van de zemelen |
builen:
bȳjǝlǝ (L432p Susteren)
|
Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.]
II-1
|
21387 |
unster |
ponder:
pŭnjere (L432p Susteren)
|
unster (balans) [SGV (1914)]
III-3-1
|
17699 |
urine |
pis:
pis (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
zeik:
sęi̯k (L432p Susteren),
zęi̯k (L432p Susteren)
|
urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
pisse(n) (L432p Susteren),
pissen (L432p Susteren),
zeiken:
sęi̯kǝ (L432p Susteren),
zęi̯kǝ (L432p Susteren)
|
urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
34043 |
vaalbonte koe |
vaalbont (bijvgl. nmw.):
vālbønjt (L432p Susteren)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b]
I-11
|
22465 |
vaandel |
vaan:
vān (L432p Susteren)
|
De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22466 |
vaandeldrager |
vaandrager:
vāndrāgər (L432p Susteren),
vaandrig:
vēͅndrex (L432p Susteren)
|
Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34061 |
vaars |
rind:
ręi̯njt (L432p Susteren),
rindje:
rentjǝ (L432p Susteren),
vaars:
vē̜rs (L432p Susteren),
vɛs (L432p Susteren),
vɛš (L432p Susteren)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
schoteldoek:
šotəldōk (L432p Susteren)
|
vaatdoek [SGV (1914)]
III-2-1
|