e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitzetter leerspanner: lę̄ršpanǝr (Susteren) Stuk ijzer, glas of vuursteen in een handgreep, gebruikt om de rek uit het leer te halen of om dun leer glad te strijken. [N 36, 40] II-10
uitzeven van de zemelen builen: bȳjǝlǝ (Susteren) Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.] II-1
unster ponder: pŭnjere (Susteren) unster (balans) [SGV (1914)] III-3-1
urine pis: pis (Susteren, ... ), zeik: sęi̯k (Susteren), zęi̯k (Susteren) urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
urineren pissen: pisse(n) (Susteren), pissen (Susteren), zeiken: sęi̯kǝ (Susteren), zęi̯kǝ (Susteren) urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
vaalbonte koe vaalbont (bijvgl. nmw.): vālbønjt (Susteren) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b] I-11
vaandel vaan: vān (Susteren) De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
vaandeldrager vaandrager: vāndrāgər (Susteren), vaandrig: vēͅndrex (Susteren) Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)] III-3-2
vaars rind: ręi̯njt (Susteren), rindje: rentjǝ (Susteren), vaars: vē̜rs (Susteren), vɛs (Susteren), vɛš (Susteren) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schoteldoek: šotəldōk (Susteren) vaatdoek [SGV (1914)] III-2-1