e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vee fokken fokken: fǫkǝ (Susteren), opfokken: opfǫkǝ (Susteren) Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.] I-11
vee houden houden: hau̯tǝ (Susteren) Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a] I-11
veel drinken lebberen: lebbere (Susteren, ... ), peken: paeke (Susteren) veel drinken III-2-3
veel moeten betalen inbrokken: inbròkkə (Susteren) veel kosten hebben, veel moeten betalen [brokken] [N 89 (1982)] III-3-1
veel te wijde broek flodderboks: flódderbóks (Susteren) broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)] III-1-3
veelvraat gulzige bies: gölzige béis (Susteren), schrokker: sjrôkkər (Susteren) veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)] III-2-3
veenachtig, moerassig, laaggelegen land ven: vęn (Susteren) Naast de enqu√™tevragen I, 4 ("Hoe noemt men een moerassige wildernis met struikgewas en bomen?") en II, 9 ("Hoe noemt men veenachtig, moerassig land?") zijn in dit lemma ook verwerkt de opgaven van N 27, 20 (Hoe noemt men een moeras, de natte, weke grond zonder behoorlijke afwatering?") en monografische gegevens. Uit dergelijk moerasachtig, laaggelegen land wordt de tussenturf gewonnen. De opgaven suggereren wellicht dat in al de genoemde plaatsen tussenturf werd gestoken. Dat is zeker niet het geval geweest. De mogelijkheid tot het steken van deze turf was daar wel aanwezig. Vergelijk dit lemma met het lemma ''veen, moergrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond''. De bronnenopgave is daar echter anders. [I, 4; II, 9; N 27, 20; monogr.] II-4
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond broek: brōk (Susteren) Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39] II-4
veenlaag moer: moer (Susteren), turfgrond: törfgrónjt (Susteren) laag veen, tussen moer en zand [derring, moes] [N 81 (1980)] III-4-4
veer pluim: pluum (Susteren), trekanker: tręk˱aŋkǝr (Susteren), veer: véér (Susteren) Staaf ijzer die de verbinding vorm tussen enerzijds de buitenmuur met daarop de schieter en anderzijds de binnenmuur, vloer, gording etc. De veer is aan een uiteinde van een oog voorzien en aan de andere zijde plat uitgesmeed. De schieter wordt door het oogvormige uiteinde van de veer gestoken dat buiten de buitenmuur uitsteekt. Het plat uitgesmede gedeelte van de veer wordt met behulp van spijkers op de bovenkant van de balk of op het zijvlak ervan vastgezet. Zie ook afb. 72. [N 31, 38b; N 54, 124c; monogr.] || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 83 (1981)] II-9, III-4-1