18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
verbinje (L432p Susteren),
vərbénjə (L432p Susteren)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25618 |
verbranden |
verborren:
(het brood is) vǝrbǫrt (L432p Susteren)
|
Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.]
II-1
|
18940 |
verbruien |
begaden:
bəgààjə (L432p Susteren),
mislukken:
mislökke (L432p Susteren),
mislökkə (L432p Susteren),
verbruien:
verbrŭje (L432p Susteren),
vərbrŭŭjə (L432p Susteren),
verknoeien:
verknaawje (L432p Susteren),
(a-naslag).
vərknôêjə (L432p Susteren),
verprutsen:
verprutse (L432p Susteren)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21388 |
verdacht |
verdacht:
verdag (L432p Susteren)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
21798 |
verdachte zaak |
niet pluis:
neet pluis (L432p Susteren),
verdachtige zaak:
vərdéchtigə zààk (L432p Susteren)
|
een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30472 |
verdekken |
afwerken:
āfwerǝkǝ (L432p Susteren)
|
De pannen definitief leggen. Zwiers II merkt op pag. 512 over het 'verdekken' op: ø̄Het goed en gelijk leggen der dakpannen op een beschoten dak, hetgeen pas geschiedt, nadat eerst het geheele dak ten ruwste gedekt is, ten einde het gebouw zoo vlug mogelijk waterdicht te maken. Bij het verdekken moet elke pan door klinken goed worden nagezien, of ze zonder bersten is en, waar noodig, iets afgehakt worden, wat bij Hollandsche pannen bijna altijd het geval is, ten einde ze goed sluitend te kunnen leggen.ø̄ [N 32, 47b]
II-9
|
21796 |
verdenken / verdenking? |
verdenken:
vérdènke (L432p Susteren)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21797 |
verdenking |
verdenking:
vərdénking (L432p Susteren)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21889 |
verdienen |
verdienen:
vərdeenə (L432p Susteren)
|
geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
30173 |
verdiept werk |
teruggevoegd:
trøk˲gǝvōx (L432p Susteren)
|
Ten opzichte van de metselstenen dieper liggend voegwerk. [N 32, 34b; monogr; N 32, 29d.]
II-9
|