18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vroulu kleier (L432p Susteren),
vrouluukleijer (L432p Susteren),
vrouwluu kléjer (L432p Susteren)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] || Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18576 |
vrouwenondergoed |
vrouwluiondergoed:
Vrouwluj Ongergood (L432p Susteren),
Vrouwluu Ongergood (L432p Susteren)
|
Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
hemd:
humme (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
lijfje:
liefke (L432p Susteren),
onderhemd:
ongerhumme (L432p Susteren),
vrouwluihemd:
vrouwluhumme (L432p Susteren)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] || Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)] || vrouwenhemd [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
24515 |
vrucht zetten |
laden:
WBD/WLD
lààjə (L432p Susteren)
|
Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33681 |
vruchtbare grond |
vette grond:
vɛtǝ gronjtj (L432p Susteren)
|
Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt beïnvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30]
I-8
|
21584 |
vruchtgebruik |
leeftocht:
lééftòch (L432p Susteren)
|
het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20184 |
vruchtvlies |
helm:
helm (L432p Susteren),
hèlm (L432p Susteren)
|
Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
24966 |
vuil waterx |
brak water:
braok wààtər (L432p Susteren),
modder:
módder (L432p Susteren)
|
vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17658 |
vuist |
vuist:
voes (L432p Susteren)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22342 |
vuistslag op de rug |
dof:
dof (L432p Susteren)
|
Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|