e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wensen wensen: wensje (Susteren) wenschen [SGV (1914)] III-1-4
werk (zn.) werk: wèrk (Susteren) het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] III-3-1
werkbank werkbank: werkbaŋk (Susteren), werǝk˱baŋk (Susteren), werktafel: werktǭfǝl (Susteren) De bank waarop men het deeg voor verdere bewerking legt na de bewerking in de trog. Tussen de werkbank en de werktafel (zie het lemma ''werktafel'') zal het verschil doorgaans niet zo groot zijn geweest. [N 29, 30a; N 29, 105e: monogr.] || De houten of metalen bank waarop de smid, loodgieter en koperslager het metaal kunnen bewerken. Vaak zijn er in het werkblad gaten aangebracht waarin tassen, staken etc. kunnen worden gestoken. De woordtypen schroefbank (L 290, 291, P 176b, Q 88) en vijsbank (P 47) duiden op een werkbank waarop een bankschroef is aangebracht. [N 33, 279; N 64, 30a; N 66, 11a] || De werkbank of tafel waarop de bolrijs plaatsvindt. [N 29, 35b] II-1, II-11
werkbij werk[bij]: werk[bij] (Susteren) Vrouwelijke bij. De werkbij is aanzienlijk kleiner dan de koningin. De werkbijen of werksters verrichten alle in de bijenwoning voorkomende taken zoals het broed warm houden en voeren, de koningin te eten geven en van cel tot cel leiden, raten bouwen, gebruikte cellen oppoetsen, water, stuifmeel, kleverige propolis en zoete nectar aanslepen, de voorraden opbergen en verzegelen, reten stoppen, de poort bewaken en de woning verdedigen, ventileren en schoonhouden. Op grond van die verschillende functies wordt de werkbij ook wel haalbij, voederbij, bouwbij en broedbij genoemd. In de zomer is een werkster na ongeveer zes weken versleten, in de winter, als er geen buitenwerk te doen valt, leeft ze ongeveer vijf à zes maanden. Men kent dus kortlevende zomerbijen en langlevende winterbijen. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12b; S 3, L 1a-m; JG 1a; N 63, 62] II-6
werkdaagse jas jas voor de werkdagen: ps. invuller heeft geen volledig antwoord gegeven; misschien enen jas veur de wirkendaag? (wat is dan de meervoudsvorm van wirkendaag?).  enen jas veur de ..... (Susteren) werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)] III-1-3
werkdag werkendag: sjwerkendigse kléjer (Susteren) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-3-1
werken werken: wirke (Susteren), wirkə (Susteren, ... ), wirəkə (Susteren) arbeid verrichten [werken, arbeiden, wrochten] [N 85 (1981)] || geregelde arbeid verrichten; zijn taak, beroep of bedrijf uitoefenen [werken, arbeiden, wrochten] [N 89 (1982)] || werken [RND] III-3-1
werken op de boerderij slaven: šlāvǝ (Susteren) Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c] I-6
werkjasje kiel: kēl (Susteren) De kiel die men in L 321 kende, reikte tot even over de heupen, was hoog gesloten en had een klein, staand boordje en twee opgestikte zakken. Het jasje was vervaardigd van lichtbruine 'pilo' ('pi`lo'), een stof die volgens de zegsman gauw vaal werd. [N 30, 5b; monogr.] II-9
werkkleren werkkleren: wirkkleier (Susteren), wirkkleijer (Susteren) De kleren die men draagt als men vuil of klusjes doet. [DC 62 (1987)] III-1-3