32947 |
zijladders van de oude kar |
ledders:
lęi̯ǝrs (L432p Susteren),
oogstledders:
ǫu̯slęi̯ǝrǝ (L432p Susteren)
|
De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a]
I-3
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snoeven:
schnoeve (L432p Susteren)
|
snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
19348 |
zijn tevredenheid betuigen |
spa (du.) hebben aan:
dao höb ich sjpas aan (L432p Susteren),
stuiten:
sjtūūte (L432p Susteren)
|
genoegen hebben om het geluk van iemand anders [ergens in gruien, grunselen] [N 85 (1981)] || zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19221 |
zijn woede luchten |
uitleven:
ōētléévə (L432p Susteren),
zijn gal uitspijen:
z⁄n gal oetsjpieje (L432p Susteren)
|
zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18360 |
zijspleet in de overrok |
sleursgat:
[sic]
sjlörsgaat (L432p Susteren)
|
zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24725 |
zijtak |
zijtak:
ideosyncr.
zietak (L432p Susteren),
WBD/WLD
zīētàk (L432p Susteren)
|
Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)]
III-4-3
|
27824 |
zijwand |
bred:
brēt (L432p Susteren)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
24851 |
zijwortel |
wortelen:
wórtele (L432p Susteren)
|
(dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
25318 |
zil, maat van 2500 m2 of kwart bunder |
hectaar:
en hectaar land (L432p Susteren),
zil:
zil (L432p Susteren)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 2500 vierkante meter, dat is 1/4 bunder (=10.000 vierkante meter) [zil] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21625 |
zilveren één frank |
frank:
ene frang (L432p Susteren)
|
1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|