e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

Gevonden: 4880
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doel bij verstoppertje spelen pot: poͅt (Susteren) Het doel bij het verstoppertje spelen [buut]. [N 88 (1982)] III-3-2
dof, gedempt van geluid dof: dof (Susteren), dóf (Susteren) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4
doffer, mannelijke duif doffer: doffer (Susteren), hoorn: haore (Susteren), hoare (Susteren), hŏren (Susteren) duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] || mannetjesduif [SGV (1914)] III-4-1
dokteren dokteren: doktere (Susteren), dòktərə (Susteren) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)] III-1-2
dom dom: dóm (Susteren, ... ) niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)] III-1-4
domino domino: dōminō (Susteren) Het spel met 28 stenen die op één zijde met ogen of een punt gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes) die tegen elkaar gelegd m oeten worden zó dat telkens gelijke ogen aan elkaar sluiten en waarbij iedere speler probeert domino te worden, d.w.z. zi [N 88 (1982)] III-3-2
domme man dommerik: dómerik (Susteren), dómmərik (Susteren) een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] III-1-4
domme vrouw ozel: oozel (Susteren) een dommme vrouw [lut, kul, dulleke] [N 85 (1981)] III-1-4
dompelen dompelen: dómpele (Susteren), dómpələ (Susteren), dömpelen (Susteren), doppen: duipe (Susteren), onderdompelen: óngərdömpələ (Susteren) dompelen [SGV (1914)] || Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
donderen hommelen: hŏmmele (Susteren), hŭmmele (Susteren) donderen [SGV (1914)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4