19311 |
durfal |
durfal:
durfal (L432p Susteren),
durfàl (L432p Susteren)
|
iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19310 |
durven |
durven:
darve (L432p Susteren)
|
durven [SGV (1914)]
III-1-4
|
17837 |
dutje |
hazenslaapje:
hààzəsjlèùpkə (L432p Susteren)
|
Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21418 |
duur |
duur:
dūūr (L432p Susteren),
prijzig:
prīēzich (L432p Susteren)
|
veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
dūūje (L432p Susteren),
düjə (L432p Susteren)
|
duwen [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
21732 |
dwangbuis |
dwangbuis:
dwangbuus (L432p Susteren),
dwàngbūūs (L432p Susteren)
|
een op de rug sluitend jasje met lange mouwen om in razernij verkerende krankzin-nigen het gebruik van hun armen te ontnemen [dwangbuis, zotkapootje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21165 |
dwarsbalk |
biels:
biels (L432p Susteren),
bils (L432p Susteren)
|
de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32912 |
dwarsbalk van de hooihark |
dwarsbalk:
dwarsbalǝk (L432p Susteren)
|
De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b]
I-3
|
19330 |
dwarsdrijven |
dwarsdrijven:
twèrsdrieven (L432p Susteren)
|
dwarsdrijven [SGV (1914)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
dwarsdrijver:
twèrsdriever (L432p Susteren),
dwarskop:
dwérskop (L432p Susteren),
dwarsligger:
dwéésliGGər (L432p Susteren)
|
dwarsdrijver [SGV (1914)] || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|