e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

Gevonden: 6165
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doelpunt goal (eng.): n - make.  gool (Swalmen) Goal, doelpunt. III-3-2
dof, gedempt van geluid dof: doef (Swalmen), hol: haol (Swalmen) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4
doffer, mannelijke duif duif: doef (Swalmen), dŏef (Swalmen), hoorn: häöre (Swalmen) een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] || mannetjesduif [SGV (1914)] III-4-1
dokteren dokteren: doktere (Swalmen) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)] III-1-2
dolle kervel kervel: kervǝl (Swalmen), wilde peterselie: WLD  wiLLe-peeter-sillie (Swalmen) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || Scheerling, dolle kervel (chaerophyllum temulum 30 tot 120 cm groot. De stengels zijn aan de knopen verdikt en meestal rood gevlekt; de bladeren zijn dubbel geveerd, behaard, en de omwindseltjes hebben gewimperde blaadjes; de bloemen zijn wit; de vrucht [N 92 (1982)] I-5, III-4-3
dom lomp: lómp (Swalmen), stom: sjtôom (Swalmen) niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)] III-1-4
domino domino: domino (Swalmen, ... ) Het spel met 28 stenen die op één zijde met ogen of een punt gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes) die tegen elkaar gelegd m oeten worden zó dat telkens gelijke ogen aan elkaar sluiten en waarbij iedere speler probeert domino te worden, d.w.z. zi [N 88 (1982)] III-3-2
domme man duppen: döppe (Swalmen), stommerik: sjtôomerik (Swalmen) een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] III-1-4
domme vrouw dutsel: dötsel (Swalmen), trut: trut (Swalmen) een dommme vrouw [lut, kul, dulleke] [N 85 (1981)] III-1-4
dommekracht winde: wenj (Swalmen) Werktuig om zware voorwerpen op te tillen. Het bestaat uit een zware kast, waarin een getande stang met haak door middel van een zwengel omhoog en omlaag kan worden bewogen. De dommekracht wordt onder het op te heffen voorwerp geplaatst. Zie ook afb. 3. [N 33, 219] II-11