e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

Gevonden: 6165
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dompelen dompelen: dômpele (Swalmen), dopen: duipe (Swalmen), duwen: duujə (Swalmen), onderduwen: ôonger-dūūje (Swalmen), soppen: soppe (Swalmen) dompelen [SGV (1914)] || Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
domper domper: do.mpǝr (Swalmen) Zware stang om klinknagels tegen te houden bij het maken van de sluitkop. De voorzijde van de domper kan vlak zijn of er kan een uitholling in zijn aangebracht. Soms wordt voor dit werk ook een zware hamer gebruikt. Zie ook afb. 179. [N 33, 299] II-11
donderbeestje hommelbeestje: hômmelbeesje (Swalmen) donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)] III-4-2
donderen hommelen: hommələ (Swalmen), hōmmele (Swalmen), hómmelen (Swalmen) donderen [SGV (1914)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderslag knetter: knetter (Swalmen), knettər (Swalmen) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk dikke lucht met hommelkoppen: ’n dieke lóch mit hómmelköp (Swalmen), hommelkoppen: hòmmelköp (Swalmen) zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: donder (Swalmen), hommel: de hòmmel (Swalmen), hōmmel (Swalmen), hómmel (Swalmen) donder [N 22 (1963)], [SGV (1914)] || onweer [N 22 (1963)] III-4-4
donker worden, duisteren duisteren: duustere (Swalmen), grauw worden: ’t begint grauw te wèère (Swalmen) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4
donker, duisterx duister: duuster (Swalmen), dūūster (Swalmen, ... ), dûuster (Swalmen) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4
dons, nestveren vlughaar: vlūūg-haor (Swalmen), vlûûg-haor (Swalmen) het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] III-4-1