e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halen halen: hoalə (Swalmen) halen [SGV (1914)] III-1-2
halen en betalen afhalen: aafhaole (Swalmen) Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)] III-3-1
halfbloed halfbloed: halfblōt (Swalmen) Koe van gedeeltelijk bekende afstamming. Bedoeld wordt de koe waarvan één der ouders onbekend is - dit betreft meestal de vader - of waarvan één der ouders niet is opgenomen in het stamboek. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1).' [N 3A, 3b] I-11
halfhemd front: front (Swalmen) halfhemd, kort overhemd of los linnen borststuk dat onder de halsopeningen van het vest wordt gedragen [frontj] [N 23 (1964)] III-1-3
halfhoge knoopschoen? laarsje: laerskes (Swalmen) damesschoenen, halfhoge ~ met knopen opzij [leerskes] [N 24 (1964)] III-1-3
halfronde vijl rondvijl: rontj˲vī.l (Swalmen) Vijl waarvan het stalen blad een halfronde en een vlakke kant heeft. Meestal loopt het blad vanaf het midden smaller en dunner uit. De vijl wordt gebruikt voor het bewerken van vlakke, holle en bolle werkstukken. Zie ook afb. 101. [N 33, 87; N 64, 53b] II-11
halfvasten(zondag) korfjeszondag: køͅrfkəszonjex (Swalmen) Het feest van Sinter-Greef (half vasten) [grevin, greve, miknem]. [N 88 (1982)] III-3-3
halfzoetvijl halve bastaard: halǝvǝ bastǝrt (Swalmen) Vijl met een vrij fijne kap. In grofte bevindt de halfzoetvijl zich tussen de bastaardvijl en de zoetvijl. Het blad van een halfzoetvijl heeft meestal ongeveer 36 tanden per inch (Handboek Gereedschap, pag. 238). De vijl kan diverse vormen hebben. [N 33, 88-89] II-11
halm, stengel van de graanplant halm: ha.lǝm (Swalmen), halǝm (Swalmen), spier: špīr (Swalmen) De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.] I-4
hals hals: hals (Swalmen, ... ), hels (Swalmen) hals [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || halzen [SGV (1914)] III-1-1