e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoge rijgschoen hoge vrouwluischoen: hoge vrouwluusjōōn (Swalmen) rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)] III-1-3
hogen hogen: heuge (Swalmen, ... ) de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)] III-3-1
hogen, hoogjassen (kaartspel) hogen: Nao de homes zote altied te - of te kruutse.  heuge (Swalmen), hoogjassen: hoogjassen (Swalmen) I.2. Hoogjassen (een bepaald kaartspel, verwant aan klaverjassen). || Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
hok om te paren kweekhok: kweekhok (Swalmen) een hok speciaal om er te paren en te broeden? [N 93 (1983)] III-3-2
hok opbinden ankeren: aŋkǝrǝ (Swalmen) Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.] I-4
hoklijst hoklijst: hoklīēs (Swalmen) Hoe heet verder in Uw dialect: hoklijst, lijst waarop alle duiven moeten worden ingeschreven? [N 93 (1983)] III-3-2
holenduif holenduif: hao.ledōēf (Swalmen), hòòledoef (Swalmen), kleine houtduif: klein houtdoef (Swalmen), klein houtdoèf (Swalmen) holenduif || holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)] III-4-1
holpijp slagpijpje: šlā.xpī.pkǝ (Swalmen) Stalen staafje dat van onderen in een scherp gerand kokertje uitloopt. De holpijp wordt gebruikt om gaten te maken in dun plaatmateriaal. Men slaat er een plaatje van een bepaalde (vaak ronde) vorm mee uit. Zie ook afb. 135 en het lemma "holpijpje" in Wld II.10, pag. 30. Het betreft daar een vergelijkbaar werktuig voor het maken van gaatjes in leer. [N 33, 326; N 64, 73] II-11
hom hom: WLD  hóm (Swalmen), melkkuit: mêlkkuut (Swalmen) Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)] III-4-2
hommel hommel: homəl (Swalmen), hômmel (Swalmen), WLD  hôomel (Swalmen) Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [SGV (1914)] III-4-2