e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke eend wender: wenjǝr (Swalmen) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: buk (Swalmen), buq (Swalmen) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke haas rekel: raekel (Swalmen) Haas, mannetjeshaas [N 94 (1983)] III-4-2
mannelijke hond, reu mannetje: menke (Swalmen) Hoe noemt u een mannelijke hond (reu, rengel, menne, menneke) [N 83 (1981)] III-2-1
mannelijke merel mannetjesmerel: mènkes-méérel (Swalmen), merling: maerling (Swalmen) een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)] III-4-1
mannenkant mansluikant: mansluujkantj (Swalmen) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mannenkleren mansluikleren: mansluu kleijer (Swalmen) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
mannenonderhemd mansluihemd: mansluujhaemd (Swalmen) onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
mantelpak mantelpakje: mantjelpekske (Swalmen) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
manziek heet: heit (Swalmen) manziek [heet] [N 10C (zj)] III-2-2