e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

Gevonden: 6165
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bekvechten kijven: kievə (Swalmen), muilen: mit emes mōēle (Swalmen), stechelen: sjtèchele (Swalmen), strevelen: sjtréévele (Swalmen), WNT: strevelen, B) 1. strijd voeren; - 2. tegenspreken. In Limb. [z. Onze Volkstaal 2, blz. 229b]  sjtréévele (Swalmen) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] || redetwisten [SGV (1914)] || ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] || ruzie maken door woorden [afstrijden, rikrooien, kerwee hebben, strijden, muilvech-ten, smoelvechten, opstrijden] [N 85 (1981)] III-3-1
belangrijk, van belang gewichtig: gewichtig (Swalmen), nodig: neudich (Swalmen) van grote betekenis [van belang, van pretansie] [N 91 (1982)] III-4-4
belasting belasting: belasting (Swalmen, ... ), taks (<fr.): taks (Swalmen) de verplichting tot het betalen van een geldelijke bijdrage in de lasten van de overheid [tijns, cijns, belasting, taks] [N 90 (1982)] III-3-1
belastingbiljet aanslag: aansjlaach (Swalmen), belastingbrief: belastingbreef (Swalmen) het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)] III-3-1
bellen aan het haam schellenkrans: šɛlǝkrans (Swalmen) Aan het haam zijn wel eens bellen bevestigd, waarvan er soms meerdere een krans kunnen vormen. Kloters zijn grote, ronde, koperen of bronzen bellen. Rongeltjes bestaan uit een krans van zeven tot acht kleine belletjes in verschillende tonen. [JG 1d; N 13, 14; monogr.] I-10
bellen aan het hoofdstel klotertjes: klø̄tǝrkǝs (Swalmen) Soms kunnen er aan een hoofdstel bellen bevestigd worden, maar meestal gebeurt dat niet bij boerenpaarden. [N 13, 39] I-10
belofte niet houden niet houden: nêêt-hââje (Swalmen) een belofte niet houden [beenschijten, zijn woord intrekken, belezen] [N 85 (1981)] III-3-1
beloken pasen beloken pasen: belaakə paosə (Swalmen) beloken Paschen [SGV (1914)] III-3-3
bemanning bemanning: bemanning (Swalmen) de bemanning van een schip [bemanning, équipage] [N 90 (1982)] III-3-1
bemesten bemesten: bǝmęstǝ (Swalmen), mesten: mę.stǝ (Swalmen), vet varen: vęt ˲vārǝ (Swalmen) De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.] I-1