e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mossel mossel: moeschəl (Swalmen, ... ) mossel [SGV (1914)] III-2-3
mosterd mosterd: mostərd (Swalmen) mosterd [SGV (1914)] III-2-3
mot mot: mot (Swalmen) mot [SGV (1914)] III-4-2
motor moter: mo.tər (Swalmen) motor [RND] III-3-1
motorfiets stoomfiets: štô.ûmfitš (Swalmen) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen achterwaartse regen: Nb. wel het bovenvermelde, wat betekent: regen uit t noorden, die gewoonlijk nog wat aanhoudt.  achter waartse rèènger (Swalmen), miezelregen: miezelrèènger (Swalmen), moezel: moezel (Swalmen), motregen: mótrèènger (Swalmen), muggenpis: mèùGgəpis (Swalmen), rijzel: riezel (Swalmen), ziebelregen: ziebelrèènger (Swalmen), zirmel: zirmel (Swalmen) klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || noorderstof, in de betekenis van motregen bij overigens droge atmosfeer; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
motregenen, licht regenen miezelen: ’t begint te miezelen (Swalmen), moezelen: te moezele (Swalmen), ’t begint te moeͅzelen (Swalmen), siebelen: ziebele (Swalmen), ziebelen (Swalmen), ’t begint te ziebelen (Swalmen), sprinkelen: sjprinkələ (Swalmen), zirmelen: te zirmele (Swalmen) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4
mout mout: mout (Swalmen), māǝt (Swalmen) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouter mouter: mǫwtǝr (Swalmen), moutmeester: mǫwtmęjstǝr (Swalmen) De persoon die het brouwgraan tot mout verwerkt. In de grotere bedrijven ook de persoon die toezicht houdt over het moutpersoneel (Claessen, p. 3. 2). In L 210 en L 294 kent men geen aparte mouter, daar wordt het mouten door de brouwer zelf gedaan. [N 35, 24; monogr.] II-2
mouterij mouterij: mǫwtǝri (Swalmen) Het gedeelte van de brouwerij of het bedrijf waar alle bewerkingen van het mouten plaatsvinden. [N 35, 23; monogr.] II-2