e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niknak niknak: nieknak (Swalmen) Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)] III-2-3
niks waard niks waard: wêrd (Swalmen) waard (dat is niets ~) [SGV (1914)] III-3-1
nippen pitsen: pitse (Swalmen), pitsə (Swalmen) Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)] III-2-3
noemen noemen: neume (Swalmen) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nog in het ei zittend kipje kuiken: kȳkǝ (Swalmen), kwaggel: kwaqǝl (Swalmen) [N 19, 40a] I-12
nog niet uitgerezen deeg nog niet uitgegangen: nax nēt ūtgǝgaŋǝ (Swalmen) [N 29, 26a; monogr.] II-1
nok vorst: vǫrst (Swalmen) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
noodbed, kermisbed kermisbed: kirmesbêd (Swalmen), paljas: paljas (Swalmen) Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)] III-2-1
noodklok brandklok: brandjklok (Swalmen) De noodklok, brandklok, alarmklok. [N 96A (1989)] III-3-3
noot noot: noot (Swalmen) noot [DC 47 (1972)] III-2-3