20651 |
pudding |
podding:
bodding (L331p Swalmen)
|
Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pømštēn (L331p Swalmen)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
18110 |
puistjes |
brobbeltjes:
bruubelkes (L331p Swalmen)
|
puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18693 |
pullover |
tricot (fr.):
triko (L331p Swalmen)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21479 |
punaise |
punaise (fr.):
penaes (L331p Swalmen),
penéés (L331p Swalmen)
|
een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
punt:
pø.ntj (L331p Swalmen),
spits:
spi̯ets (L331p Swalmen)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
25014 |
punt, stip |
punt:
punjt (L331p Swalmen),
puntj (L331p Swalmen),
puntje:
puntje (L331p Swalmen)
|
een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] || punt [SGV (1914)]
III-4-4
|
31312 |
puntbeitel |
puntbeitel:
pøntj˱bęjtǝl (L331p Swalmen)
|
Puntige, smalle beitel, die wordt gebruikt bij het bewerken van harde metalen. [N 33, 111]
II-11
|
18615 |
puntmuts |
kapje:
kepke (L331p Swalmen)
|
puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17594 |
pupil |
pupil:
pepil (L331p Swalmen)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|