29763 |
rakelen |
rakelen:
rǭxǝlǝ (L331p Swalmen)
|
De kolen in de oven los maken of uit de oven verwijderen met behulp van het rakelijzer. [N 98, 123; monogr.]
II-8
|
29548 |
rakelijzer |
rakelijzer:
rǭkǝlīzǝr (L331p Swalmen)
|
IJzeren staaf met een recht of gebogen uiteinde, waarmee de smid de omvang van het vuur regelt en sintels uit het vuur verwijdert. Zie ook afb. 11 en het lemma "rakelijzer" in Wld II.8, pag. 21. Het betreft daar een vergelijkbaar voorwerp dat door de pottenbakker wordt gebruikt. Zie voor het woordtype stochelijzer (Q 121, 121b) ook RhWb (VIII), kol. 720, s.v. ɛstochelnɛ, ɛstöchelnɛ, "das Feuer, den Ofen (...) schüren mit dem Schürhaken".' [N 33, 31; N 33, 32]
II-11
|
24696 |
raket |
rattekruid:
WLD
ráttekroet (L331p Swalmen)
|
Gewone raket (sisymbrium officinale 30 tot 70 cm groot. De stengels zijn behaard, de zijtakken groeien afstaand; de bladeren zijn diep ingesneden en gedeeltelijk spiesvormig met 2 slippen aan de voet, de bladeren zijn kort behaard; de bloemen zijn klein [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19433 |
ramen lappen |
zemen:
zeme (L331p Swalmen)
|
Ramen schoonmaken met behulp van spons en zeem (zemen, lappen, kuisen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rammeleer (L331p Swalmen),
rammeltje:
remmelke (L331p Swalmen),
rɛməlkə (L331p Swalmen)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || Rammelaar (kinderspeelgoed).
III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammele (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34631 |
rammelkar |
kar die slaat:
kęr di šlęi̯t (L331p Swalmen),
kloterkar:
klōtǝrkęr (L331p Swalmen)
|
Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92]
I-13
|
21980 |
rampvlucht |
rampvlucht:
rampvlug (L331p Swalmen)
|
een vlucht waar er weinig van terugkomen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18413 |
rand van een hoed |
rand:
rank (L331p Swalmen)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24626 |
rank |
rank:
rank (L331p Swalmen),
reng (mv.):
reng (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen),
WLD
rèng (L331p Swalmen)
|
rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|