e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roepen van de hengst naar de aankomende merrie kraaien: kręi̯ǝ (Swalmen) Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c] I-9
roeper uitroeper: oetreuper (Swalmen) afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)] III-3-1
roepwoord om de klokhen te lokken broek, broek, broek: bruk, bruk, bruk (Swalmen), kloek, kloek, kloek: kluk, kluk, kluk (Swalmen) [N 19, 44c; A 6, 2c] I-12
roepwoord voor de geit mek, mek, mek: mɛk, mɛk, mɛk (Swalmen), sik, sik: sik, sik (Swalmen) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12
roepwoord voor de jonge geit metje, metje: mętjǝ, mętjǝ (Swalmen) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12
roerdomp roerdomp: roerdó.mp’ (Swalmen) roerdomp (76 bruingestreepte, geheimzinnige rietvogel die in het voorjaar een ver hoorbaar geluid laat horen [ehh-hóémmmmm], lijkend op loeien van een koe of geluid van een misthoorn; er is nog een kleine soort die blaft als een hondje [N 09 (1961)] III-4-1
roeren roeren: reure (Swalmen) roeren [DC 47 (1972)] III-2-3
roest roest: ros (Swalmen), rós (Swalmen), rôs (Swalmen) roest [SGV (1914)] || roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)] III-4-4
roesten roesten: rostə (Swalmen) roesten [SGV (1914)] III-4-4
roestplek plek: plek (Swalmen) Roestplek in het linnen (spot, spit, tikkel, maal, plek, smet) [N 79 (1979)] III-2-1