e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rol gevouwen hooi op de kar kop: (mv)  kø̜p (Swalmen) De goed neergelegde hoeveelheid hooi op de kar. [A 34, 5b; add. uit N 14, 120] I-3
rolkrabber welkrabber: wɛlkrɛbǝr (Swalmen) Om aanklevende aarde en paardevijgen van de rol te verwijderen kon men gebruikmaken van allerlei voorwerpen. Als men zich niet bediende van een speciale krabber of stok, reinigde men de rol met de ploegstok (zie beneden), met een willekeurige stok (P 48), met de steel van een schop of hark (Q 96d), met de spade of een andere schop (L 192a, 282, 332, P 107a, Q 3a, 4, 9, 77, 93, 96, 97, 111, 116, 194, 197, 198b), met een kleine hak (P 107a), met een pannescherf, steen of stokje (L 270), of met de punt van de schoen of klomp (L 115, 192b). Enkele termen lijken te wijzen op een aan het raam bevestigde plank of lat, die men zo nodig tegen de rol moest drukken of waardoor de rol tijdens het werk werd schoon gehouden. Voor de (...)-varianten zie men het lemma ''ploegstok''. [N 11A, 188; N 18, 149] I-2
rollen rollen: rǫlǝ (Swalmen), wellen: wɛlǝ (Swalmen) De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-11, I-2
rolletje munten cahot (<fr.): kohot (Swalmen) rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)] III-3-1
rommelpot foekepot: foekepot (Swalmen), foekespot: foekkespot (Swalmen), fūkəspoͅt (Swalmen) De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)] || Rommelpot. III-3-2
rond gat boven in de schuurgevel lochtgat: lǫx˲gāt (Swalmen) Boven in de korte gevel van een schuur zijn een of meer ronde openingen zonder glas die dienen ter belichting en beluchting en ook als toegang voor de uil die dan in de schuur muizen kan vangen. In L 211, 290 en 318b is het een halfronde opening. Zie ook het lemma "gat in een klein dagschild" (4.2.10). Het materiaal is ondergebracht in een gecombineerde woord- en klankkaart, te vergelijken met de kaart die is gemaakt van het materiaal van het lemma "kippenuitgang" (kaart 35) en bevat de geografische verspreiding van de benamingen kot, gat en lok, telkens met opgave waar de klinker lang en kort is. De termen almsgat en schallok slaan eigenlijk op de galmgaten van de kerktoren. [N 4A, 44a; N 5A, 73b; N F, 50c; monogr.; add. uit N 64, 153] I-6
rond wittebrood plats: plats (Swalmen), stuits: sjtoets (Swalmen) Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)] || rond brood, gebakken van bloem [N 29 (1967)] III-2-3
rondcirkelen ronddraaien: rondj dreije (Swalmen) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: het rondcirkelen rond het hok? [N 93 (1983)] III-3-2
ronde vijl, rattenstaart rattenstaart: ratǝštɛrt (Swalmen) Kleine, ronde, spits toelopende vijl. De ronde vijl wordt gebruikt voor het vijlen van gaten en gebogen oppervlakten. Zie ook afb. 102. [N 33, 94; N 64, 53e; monogr.] II-11
rondploegen rondvaren: ronjtj˲vãrǝ (Swalmen) Met rondploegen, dat met een enkele, dus niet-wentelbare ploeg gedaan werd, kan vooreerst alleen de ploegwijze worden bedoeld, waarbij men zonder keerstrook het ene jaar midden op de akker begint en in de rondte gaat tot men de zijden van de akker bereikt heeft, en het andere jaar weer in de rondte andersom ploegt. Maar verder kan men onder rondploegen ook het bijeen- en het uiteenploegen tezamen verstaan; hierbij wordt de rondte gevormd door de beide voren die men telkens (op- of af-)ploegt en de sleepgang van de ploeg over de beide keerstroken. Voor de specifieke termen zie men de beide voorafgaande lemmata. [N 11, 48add.;N 11A, 118; JG 1a + 1b add.; A 33, 1 add.] I-1