e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijfkop stijfkop: sjtiefkòp (Swalmen), wars-nak: waersnak (Swalmen) iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfkoppig wars: waers (Swalmen), wéérs (Swalmen) niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4
stikken stikken: sjtikke (Swalmen, ... ) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] III-1-2
stille regen miezel: miezəl (Swalmen) stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)] III-4-4
stilstaan ju(j): jȳi̯ (Swalmen) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinken stinken: sjinke (Swalmen), sjtinke (Swalmen) Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1
stinkende gouwe schildkruid: WLD  siljtkroet (Swalmen) Stinkende gouwe (chelidonium majus 30 tot 90 cm grote, behaarde plant. De bladeren zijn diep ingesneden, soms bijna samengesteld, met grof gekartelde blaadjes, de onderkant is blauwgroen; de bloemen groeien in schermen, met 4 gele kroonbladeren en 2 spo [N 92 (1982)] III-4-3
stobbe boks: boks (Swalmen), stok: štǫk (Swalmen) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12
stoel stoel: štōl (Swalmen) stoel [SGV (1914)] III-2-1
stoep stoep: schtoep (Swalmen), sjtoep (Swalmen) stoep [SGV (1914)] || stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)] III-3-1