e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

Gevonden: 6165
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blaten beuken: bø̜̄kǝ (Swalmen), bleren: blē̜rǝ (Swalmen) Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.] I-12
blauwborstje blauwborst: blauwbors (Swalmen), blauwborstje: blauwborsje (Swalmen, ... ) blauwborst || blauwborst (14 zomervogel met helderblauwe borst met witte stip (alleen de man), leeft verborgen in struiken bij het water; niet zo zeldzaam; zingt vaak vliegend; zang heel afwisselend, aapt allerlei vogels na; zang begint met [uuk...uuk...uuk] [N 09 (1961)] III-4-1
blauwe bosbes marbelt: marbeltə (Swalmen), marmel: marmelen (Swalmen) bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)] || boschbes [SGV (1914)] III-4-3
blauwe klei blauwe klei: blǫu̯wǝ klęi̯ (Swalmen) De blauwe klei in het algemeen en de klei die onder het veen zit in het bijzonder. [N 27, 19b; N 27, 44] I-8
blauwe reiger, reiger reiger: rei.ger (Swalmen), reiger (Swalmen), reigər (Swalmen) reiger [SGV (1914)] || reiger (91 bekende vogel; grijs; hangkuif, donkere borstveren; algemeen langs het water; broedt in enkele kolonies in hoge bomen [N 09 (1961)] III-4-1
blauwe vleesvlieg, bromvlieg madenvlieg: WLD  mààjevleeg (Swalmen), vleesvlieg: vleisvleeg (Swalmen) Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)] III-4-2
blauwstoken blauw stoken: blǫw štǭkǝ (Swalmen) De pannen blauw stoken door middel van demphout. Gaargestookte pannen hadden nog niet de zilverblauwe kleur. Als de oven gaar was en de hoogst vereiste hittegraad bereikt was, gooide men demphout op het vuur en sloot daarbij tegelijkertijd de luchttoevoer af. Door de inwerking van gassen die zich op deze wijze vormen wordt een reducerende werking uitgeoefend op het ijzergehalte van de gloeiende pannen, waardoor de rode kleur in een blauwe verandert. Tegelijkertijd zet zich uitgescheiden grafiet als zilverglans op de oppervlakte van de pannen af, alsook in de poriën van de nog niet gesinterde scherven, hetgeen een verhoging van de waterdichtheid ten gevolge heeft. Tegenwoordig wordt dit chemisch proces in een moderne oven door een eenvoudige reductie automatisch bereikt (Donkers, pag. 18). Als houtsoorten voor het blauwstoken noemt Donkers (pag. 17) elzehout, Tegels Dialek (pag. 81) daarentegen dennehout. De rook van het demphout noemde men in L 381 zwadem (zwām). Rode pannen werden enkel gaar gestookt (Hermans, pag. 18). [N 49, 68a; monogr.] II-8
blazen blazen: blāōze (Swalmen) Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)] III-2-1
bleek blass (du.): hae zuut der blas ōēt (Swalmen), bleek: bleeik (Swalmen) bleek [SGV (1914)] || bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)] III-1-2
bleek, flets zien blass (du.) uitzien: hae zuut der blas ōēt (Swalmen) bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)] III-1-2