e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
struik (alg.) struik: sjtrōēk (Swalmen), WLD  sjtrōēk (Swalmen) De plant met een stengel die zich reeds vanaf de grond in min of meer stevige, veelal houtige takkn verdeelt (struik, buis, hucht, bos, horst, pol). [N 82 (1981)] III-4-3
struikelen struikelen: schtruukələ (Swalmen), sjtruukele (Swalmen), sjtrūūkele (Swalmen) struikelen [SGV (1914)] || Struikelen: vallen of bijna vallen door met de voet tegen iets aan te stoten of door een misstap (struikelen, strommelen, stronkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
struikhei hei: hei (Swalmen), WLD  hei (Swalmen) Struikhei (calluna vulgaris). Een 20 tot 100 cm laag heestertje; de bladeren zijn smal en ongesteeld, ze bevinden zich in 4 rijen en zijn niet afvallend; de bloemen bevinden zich in rijke trossen en zijn naar één kant gericht, meestal rozerood of paars va [N 92 (1982)] III-4-3
struikrover struikrover: sjtroekruiver (Swalmen) een rover die zich in en achter struiken verbergt om vandaaruit de voorbijgangers te overvallen [binder, baanstroper, struikrover] [N 90 (1982)] III-3-1
struisgras bezemgras: WLD  béssem-graas (Swalmen) Struisgras (agrostis nebulosa). Een 10 tot 80 cm grote plant. De plant is zodevormig; de bladeren zijn smal en vlak en hebben een kort tongetje; de aartjes bevinden zich in eivormige, na de bloei uitgespreide pluimen, 1-bloemig, meestal violetbruin van kl [N 92 (1982)] III-4-3
struma krop: krop (Swalmen), struma: sjtruuma (Swalmen) Struma: gezwel aan de hals, als gevolg van vergroting van de schildklier (krop, struma, kropziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
stuifsneeuw motsneeuw: môtsjnee (Swalmen), stuifsneeuw: sjtuufsjnee (Swalmen), stuiverd: sjtuuverd (Swalmen) fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)] III-4-4
stuifzand stuif: sjtaof (Swalmen), stuifzand: sjtuufzandj (Swalmen) stuifzand, zeer fijn zand dat gemakkelijk stuift [vliegzand, stobber] [N 81 (1980)] III-4-4
stuifzwam stuifzwam: WLD  sjtuufzwam (Swalmen) Stuifzwam: het vruchtlichaam is ei- tot peervormig en scheurt bij rijpheid van de sporen aan de top open; de jonge exemplaren zijn eetbaar (stuifbal, aardbuil, wolfsvrees, domper, foens, poefer, bovist). [N 92 (1982)] III-4-3
stuiken moeten: Vgl. WNT sub moeten (III)?, Een thans verouderde scheepsterm: zachtjes voortduwen ... of zachtjes naar de eene of de andere zijde leggen.  mūtə (Swalmen), moetsen: moetsje (Swalmen), totsen: toetšə (Swalmen), [sic]  toetschə (Swalmen) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten]. [N 88 (1982)] || stuiken [knikkers ~ in een kuiltje] [SGV (1914)] III-3-2