| 34182 |
aanmelken |
aantrekken:
āntrɛkǝ (L331p Swalmen)
|
Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61]
I-11
|
| 21872 |
aanrekenen |
aanschrijven:
aansjrieve (L331p Swalmen)
|
betaling vragen voor een geleverd artikel; in rekening brengen [schrijven, aankalken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 25096 |
aanrijgen |
rijgen:
riege (L331p Swalmen),
rîege (L331p Swalmen)
|
tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 32776 |
aanspanningspunt, kam van de eg |
ring:
re.ŋk (L331p Swalmen)
|
Het vooreinde, de kam of een ander onderdeel van de eg, waaraan de egketting of de trekhaak daarvan bevestigd wordt. Zie de afb. 57 en 58. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 156a + b; monogr.]
I-2
|
| 18887 |
aanstaan |
bevallen:
bevalle (L331p Swalmen),
bevàlle (L331p Swalmen)
|
behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 34148 |
aanstieren |
aanstieren:
ānštīrǝ (L331p Swalmen)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|
| 23015 |
aantikken bij het krijgertje spelen |
aantikken:
aantikke (L331p Swalmen)
|
Aantikken (bij het spel).
III-3-2
|
| 33895 |
aanwassen op de tanden |
haken:
hø̜̄k (L331p Swalmen)
|
Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91]
I-9
|
| 24977 |
aanwezigheid |
hier zijn:
hîeje (zijn) (L331p Swalmen)
|
de aanwezigheid, het aanwezig zijn [antwoord] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 18813 |
aanwijzen |
wijzen:
wīēze (L331p Swalmen),
wîeze (L331p Swalmen)
|
arm en hand uitstrekken naar iets of in de richting van iets om er de aandacht op te vestigen of om het te tonen [duiden, wijzen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|